Met klinker- en medeklinkerverandering
 
[ 2·3·5·3·ii ]
 

bezoeken bezocht bezocht
brengen bracht gebracht
* denken dacht gedacht
doen * deed gedaan
dunken * docht * gedocht
durven durfde gedurfd
* dorst
eten at/aten gegeten
gaan ging gegaan
heffen hief geheven
* houden hield gehouden
komen (enk.: kom, mv.: komen) kwam/kwamen gekomen
kopen kocht gekocht
* moeten moest gemoeten
* plegen ('gewoon zijn') placht
slaan sloeg geslagen
staan stond gestaan
verliezen verloor verloren
verstaan verstond verstaan
vriezen vroor gevroren
* werken, wrochten wrocht gewrocht
weten wist geweten
zien zag/zagen gezien
zoeken zocht gezocht


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina