bezoeken |
bezocht |
bezocht |
brengen |
bracht |
gebracht |
*
|
Van
gedenken komt geen voltooid deelwoord voor.
|
|
denken |
dacht |
gedacht |
doen |
*
|
In
informeel taalgebruik
komt ook
dee voor, bijv.:
Ik dee het niet graag
.
|
|
deed |
gedaan |
dunken |
*
|
Deze vormen zijn
formeel-archaïsch
of regionaal; imperfectum en voltooid deelwoord worden meestal vermeden.
|
|
docht |
*
|
Deze vormen zijn
formeel-archaïsch
of regionaal; imperfectum en voltooid deelwoord worden meestal vermeden.
|
|
gedocht |
durven |
durfde |
gedurfd |
*
|
Minder gebruikelijk dan de regelmatige vorm.
|
|
dorst |
eten |
at/aten |
gegeten |
gaan |
ging |
gegaan |
heffen |
hief |
geheven |
*
|
Vormen zonder d in de eerste persoon en als imperatief (na
ou, in slotpositie en voor een klinker) behoren tot
informeel taalgebruik
.
|
|
houden |
hield |
gehouden |
komen (enk.: kom, mv.: komen) |
kwam/kwamen |
gekomen |
kopen |
kocht |
gekocht |
*
moeten |
moest |
gemoeten |
*
|
Plegen ('doen, verrichten') is regelmatig.
|
|
plegen ('gewoon zijn') |
placht |
|
slaan |
sloeg |
geslagen |
staan |
stond |
gestaan |
verliezen |
verloor |
verloren |
verstaan |
verstond |
verstaan |
vriezen |
vroor |
gevroren |
*
|
De nieuwe infinitief wrochten ('creëren') is naar analogie
gevormd naast de vormen wrocht en gewrocht,
die bij een (ouder) overgankelijk werken horen. De vormen
wrocht en gewrocht zijn verouderd. (Wel
gebruikelijk is het adjectief
doorwrocht.)
|
|
werken, wrochten |
wrocht |
gewrocht |
weten |
wist |
geweten |
zien |
zag/zagen |
gezien |
zoeken |
zocht |
gezocht |