Verliezen
 
[ 2·3·2·8·iv·d·3 ]
 
Het werkwoord verliezen wordt meestal met hebben vervoegd. Zijn komt ook als hulpwerkwoord voor, maar eerder in gesproken dan in geschreven taal. Het gebruik van zijn is niet altijd voor iedereen aanvaardbaar, maar er hoeft geen bezwaar tegen gemaakt te worden. Voorbeelden:

(61) A: Waar heb je je horloge verloren? B: In het zwembad bij het verkleden.
(62) Ik kan je niet zeggen hoe laat het is, want ik ben mijn horloge verloren.

Bij de uitdrukking iemand/iets uit het oog verliezen is het gebruik van zijn gewoon:

(63) Na al die jaren ben ik hem uit het oog verloren.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina