|
|
Totstandkoming van de eerste druk
|
[ 0·1·1 ]
|
|
Al sinds 1960 werd bij herhaling door docenten in het Nederlands als
vreemde taal gewezen op de wenselijkheid van een uitvoerige praktische
spraakkunst van het hedendaagse Nederlands. Op de colloquia van docenten in
de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten (de zogenaamde
'neerlandistiek extra muros') werd herhaaldelijk geconstateerd dat de
bestaande grammatica's en leerboeken in te geringe mate voorzagen in de
behoeften van het onderwijs - vooral het voortgezette onderwijs - in het
Nederlands aan anderstaligen. De concrete vraag naar een dergelijke
uitvoerige grammatica werd expliciet verwoord in resoluties van de
colloquia van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) van
1970 en 1973.
Tegelijkertijd bleek er een grote belangstelling voor praktische
grammaticale informatie te bestaan in het Nederlandstalige deel van België.
In de ontwikkeling van de algemeen bruikbare omgangstaal aldaar kwamen
namelijk vooral grammaticale vragen steeds meer in het centrum van de
aandacht te staan.
In Nederland zelf was er een behoefte aan een algemene Nederlandse
spraakkunst vast te stellen bij zeer verschillende groepen in de
samenleving: veel journalisten, correspondenten, ambtenaren en anderen die
bij hun werk dikwijls komen te staan voor vragen die het taalgebruik
betreffen en die niet te beantwoorden zijn door het raadplegen van een
woordenboek, wilden graag beschikken over een duidelijke handleiding op
grammaticaal gebied.
Gezien deze wensen, van verschillende zijden officieel of officieus geuit,
werden over de mogelijkheid om tot een algemene Nederlandse spraakkunst te
komen nadere besprekingen gevoerd op enkele vergaderingen van het
Belgisch-Nederlands Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, een
lichaam waarin destijds alle hoogleraren in de Nederlandse taalkunde in
België en Nederland verenigd waren. Deze besprekingen mondden uit in een
aan dr. J. de Rooij verleende opdracht tot het verrichten van
voorbereidende werkzaamheden, die gesubsidieerd werden door de toenmalige
Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (ZWO) en het
toenmalige Belgische Fonds voor Kollektief Fundamenteel Onderzoek (FKFO).
Deze voorbereiding werd begeleid door een commissie bestaande uit de
hoogleraren D.M. Bakker (Amsterdam VU), G. Geerts
(Leuven), M.C. van den Toorn (Nijmegen) en S. de
Vriendt (Brussel VUB en ULB). Het werk resulteerde in een rapport
aangaande onder meer de doelstellingen, het theoretisch kader, de indeling
en de terminologie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst
(kortweg de ANS). Het Belgisch-Nederlands Interuniversitair
Centrum voor Neerlandistiek nam in zijn vergadering van 30 mei 1975 de in
het rapport gedane voorstellen tot samenstelling van de ANS volledig over,
waarna subsidieaanvragen ingediend konden worden en een
Belgisch-Nederlandse redactie kon worden samengesteld.
Aan de eigenlijke totstandkoming van de eerste druk van de ANS
is gewerkt van 1 november 1976 tot 31 december 1983. In die periode werden
de werkzaamheden gesubsidieerd door ZWO, het FKFO en in het laatste jaar
door de Nederlandse Taalunie i.o. De Katholieke Universiteit Nijmegen
stelde de benodigde werkruimte en andere voorzieningen ter beschikking.
De hoofdredactie bestond uit G. Geerts (Katholieke
Universiteit Leuven), J. de Rooij (P.J. Meertens-Instituut van
de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Amsterdam) en
M.C. van den Toorn (Katholieke Universiteit Nijmegen). De
hoofdredactie had tot taak het begeleiden van de uitvoerende redactie,
bestaande uit W. Haeseryn (afgestudeerd in Gent; vanaf 1
december 1976), C.L. Haket (afgestudeerd in Utrecht; van 1
februari 1977 tot en met 31 januari 1981), G.A.J.
Hoppenbrouwers (afgestudeerd in Nijmegen; van 1 februari 1977 tot en
met 31 oktober 1979), M. Peeters (afgestudeerd in Leuven; van
1 november 1976 tot en met 28 februari 1978) en J. De Schryver
(afgestudeerd in Gent; van 1 november 1979 tot en met 31 december 1981). De
Belgische uitvoerende redacteuren waren voor rekening van het FKFO als
wetenschappelijk medewerker in dienst van de Katholieke Universiteit Leuven,
de Nederlandse in dienst van ZWO. Behalve door de hoofdredactie werden zij
in hun werk gesteund door een leescommissie van taalkundigen-neerlandici
uit binnen- en buitenland.
De eerste druk van de ANS verscheen op 13 november 1984 onder
verantwoordelijkheid van G. Geerts, W. Haeseryn,
J. de Rooij en M.C. van den Toorn. Van die eerste
druk zijn in de loop der jaren negen oplagen verschenen, waarin inhoudelijk
niets aan de tekst veranderd is. Wel werden zetfouten en enkele andere
storende fouten hersteld. Ook werd, speciaal ter informatie van vakgenoten
en voor studiedoeleinden van diverse gebruikers, in latere oplagen (vanaf
1986) een systematische ingang aan de bibliografie toegevoegd. Tevens werd
op verzoek van de uitgever het register uitgebreid met een extra lijst van
de in de ANS behandelde zogenaamde twijfelgevallen. Door dit
alles tellen latere oplagen negen bladzijden meer dan de eerste.
|
|
|
|