Aard van de leden
 
[ 25·6·2·2·2 ]
 
a Het voegwoord kan zowel zinnen met voor-pv als zinnen met achter-pv verbinden. Door maar verbonden zinnen met voor-pv kunnen mededelende, bevelende en vragende zinnen zijn. Voorbeelden van de laatste twee categorieën zijn:

(1) Blijf dan maar thuis, maar zeur niet zo.
(2) Is dit niet juist maar is het toch gepubliceerd?


 
b Enkele voorbeelden met zinnen met achter-pv zijn:

(3) Deze vertaling, die vrij onbekend gebleven is, maar qua getrouwheid aan het origineel alle andere overtreft, is gemaakt in de negentiende eeuw.
(4) (Hij is geslaagd) niet omdat hij zo'n goed verstand heeft, maar omdat hij zo hard gewerkt heeft.
(5) Dat hij op de plaats van de misdaad aanwezig was, maar dat hij toch niets gezien of gehoord zou hebben, (lijkt verdacht).


 
c Bijzinnen kunnen niet alleen als zinnen binnen een zinsdeel of zinsdeelstuk verbonden worden, zoals in de bovenstaande voorbeelden en in de (b) -zinnen hieronder, maar ze kunnen ook deel uitmaken van nevengeschikte hoofdzinnen, zoals in de (a) -zinnen:

(6a) Ik heb niet gehoord dat de minister ziek was, maar dat hij rust moest nemen.
(6b) Ik heb gehoord dat de minister niet ziek was maar dat hij rust moest nemen.
(7a) Hij vertelde me niet alleen dat hij een alcoholist was, maar ook dat hij aan drugs verslaafd was.
(7b) Hij vertelde me dat hij niet alleen een alcoholist was, maar dat hij ook aan drugs verslaafd was.

De (a) -zinnen moeten namelijk opgevat worden als nevenschikking van twee zinnen met voor-pv, met weglating van de rompzin in het tweede lid. Zonder samentrekking zou (6a) luiden:

(6c) Ik heb niet gehoord dat de minister ziek was, maar ik heb gehoord dat hij rust moest nemen.

Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina