|
|
Inleiding
|
[ 23·5·1 ]
|
|
In ruime zin behoren tot de uitroepende zinnen alle volledige en
onvolledige zinnen die op luide toon worden uitgesproken en in
geschreven taal
meestal van een uitroepteken voorzien zijn. Naar de communicatieve functie
kunnen het mededelende, vragende, maar vooral bevelende zinnen zijn. Een
gemeenschappelijk kenmerk van uitroepende zinnen is dat ze uitdrukking
geven aan een vorm van emotie, zoals verbazing, ergernis of schrik. Enkele
voorbeelden van uitroepende zinnen zijn:
|
(1)
|
Het zal je maar overkomen!
|
|
(2)
|
Waar haalt ze het vandaan!
|
|
(3)
|
Ga toch weg!
|
Sommige uitroepende zinnen hebben speciale grammaticale kenmerken. Enkele
types komen aan de orde in de volgende subparagraaf. Hier vermelden we
alleen nog dat ook tussenwerpsels als uitroepende zin kunnen fungeren,
bijv.:
|
(4)
|
Au!
|
|
(5)
|
Pst!
|
|
(6)
|
Bah!
|
Voor de behandeling van de tussenwerpsels zie men
.
|
|
|
|