|
|
De onderlinge volgorde van de elementen op de laatste zinsplaats
|
[ 21·7·4 ]
|
|
Als er op de laatste zinsplaats meer dan één element staat, wat in de
praktijk niet zo frequent voorkomt, zijn voor de onderlinge volgorde de
volgende tendensen waar te nemen.
|
[1]
Bijvoeglijke bijzinnen staan vóór andere afhankelijke zinnen, bijv.:
|
(1)
|
Hij |wil| de mogelijkheid |onderzoeken| of de volgorde ook anders kan,
als hij er nog de tijd voor heeft.
|
[2]
Bijzinnen van graadaanduidend gevolg staan verplicht achter andere
afhankelijke zinnen, bijv.:
|
(2)
|
Ze |heeft| het zo |betreurd| dat je wegging, dat ze de hele nacht gehuild
heeft.
|
[3]
Zinsdelen en zinsdeelstukken die zelf geen zin zijn, staan normaal vóór
afhankelijke zinnen, bijv.:
|
(3)
|
Ze |hebben| haar |benoemd| tot penningmeester omdat ze het meest van
boekhouden weet.
|
|
(4)
|
Ik |bel| jullie nog wel eens op | | deze week om jullie op de hoogte te
houden.
|
Behalve de vorm van de elementen kan ook de functie een rol spelen, zoals
bij de volgende tendens.
[4]
Een voorzetselvoorwerp komt vóór elementen met een andere functie, bijv.:
|
(5)
|
(Hij vertelde) |dat| Theo verliefd |was| op Susanne in z' n studententijd.
|
|
|
|
|
|