|
|
Inleiding: doorbreking van de tweede pool
|
[ 21·6·1 ]
|
|
Als een werkwoordelijk gezegde uit meer dan één werkwoord bestaat, dan
vormen al die werkwoordelijke elementen in een zin met achter-pv samen de
tweede pool. In zinnen met voor-pv bestaat de tweede pool alleen uit één of
meer niet-vervoegde werkwoordsvormen. Zijn er meer werkwoordelijke
elementen achteraan in de zin aanwezig, dan bezetten die dus als één geheel
één vakje in het zinsschema (zie
).
Dat geheel van werkwoorden aan het eind van een zin noemt men de
werkwoordelijke eindgroep. De opbouw van een werkwoordelijke eindgroep en
de onderlinge plaatsing van de elementen ervan worden behandeld in
. Aan de orde is hier het verschijnsel dat een werkwoordelijke
eindgroep in principe ondoordringbaar is, dat wil
zeggen dat er tussen de werkwoorden geen niet-werkwoordelijke elementen
staan. In termen van zinsplaatsen uitgedrukt: de tweede pool wordt in de
regel niet doorbroken door niet-werkwoordelijke elementen. Deze gaan naar
gelang van het geval aan de tweede pool vooraf (en staan dan in het
middenstuk) of ze volgen erop (en staan dan op de laatste zinsplaats).
Vergelijk:
|
(1a)
|
(Hij beweerde) |dat| hij het haar gisteren al |had verteld.|
|
|
(1b)
|
(Hij beweerde) |dat| hij het haar |had gisteren al verteld.|
<<uitgesloten>>
|
Op de genoemde regel van de ondoordringbaarheid bestaan echter
uitzonderingen, echte en schijnbare. Een voorbeeld van echte doorbreking
van de tweede pool door een niet-werkwoordelijk element is:
|
(2a)
|
(De verdachte ontkent tot op heden) | | zich aan zwendel |te hebben
schuldig gemaakt.|
|
Er kan alleen sprake zijn van doorbreking als het zelfstandig werkwoord (in
(2) gemaakt) in de eindgroep niet
het eerste werkwoord is (zoals in (2a)). Als dat wel het
geval is, dan staan niet-werkwoordelijke elementen altijd vóór alle
werkwoorden; vergelijk:
|
(2b)
|
(De verdachte ontkent tot op heden) | | zich aan zwendel
schuldig |gemaakt te hebben.|
|
|
(2c)
|
(De verdachte ontkent tot op heden) | | zich aan zwendel |gemaakt
schuldig te hebben.|
<<uitgesloten>>
|
Opmerking
|
Met de woordvolgorde in de werkwoordelijke eindgroep houdt ook verband
het feit dat doorbreking vaker voorkomt als het hoofdwerkwoord als
infinitief verschijnt dan wanneer het een deelwoord is. Een
hoofdwerkwoord in de vorm van een infinitief komt immers, anders dan een
deelwoord, overwegend aan het eind van de groep voor (zie
).
|
|
In de standaardtaal is doorbreking slechts in bepaalde gevallen mogelijk.
Bij
twijfel over de aanvaardbaarheid
van doorbreking is het daarom aan te bevelen niet-werkwoordelijke elementen
vóór de tweede pool te plaatsen. Echte doorbrekingsgevallen worden
behandeld in
. Eerst wordt in
aandacht besteed aan gevallen van schijnbare doorbreking.
|
|
|
|