2 |
In een enkelvoudige zin komt altijd maar één oorzakelijk voorwerp voor. Het
wordt meestal niet gecombineerd met andere voorwerpen; een enkele keer
treedt naast het oorzakelijke voorwerp ook nog een indirect object of een
ondervindend voorwerp op. Voorbeelden:
|
(2)
|
Ilona is mij ƒ 1000, - schuldig. (indirect object +
oorzakelijk voorwerp)
|
|
(3)
|
Dat is hem heel wat waard. (ondervindend voorwerp + oorzakelijk
voorwerp)
|
|
|