Begripsomschrijving en algemene regel
 
[ 20·2·3·2·i ]
 
De congruentie tussen onderwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde houdt in, dat het onderwerp en het naamwoordelijk deel in de vorm van een naamwoordelijke constituent hetzelfde getal hebben. Vergelijk:

(1a) Die meneer is de wethouder.
(1b) Die meneer is de wethouders.   <<uitgesloten>>
(2a) Die heren zijn de wethouders.
(2b) Die heren zijn de wethouder.   <<uitgesloten>>

Opmerking -- De genoemde congruentie doet zich niet voor bij de vaste uitdrukking de baas zijn, bijv.:

(i) Die heren zijn hier de baas. --


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina