|
(2a)
|
Hij zei dat hij het vliegtuig niet kon zien.
|
|
(2b)
|
Hij zei dat hij het vliegtuig niet zien kon.
|
|
(3a)
|
Hij zei dat hij het vliegtuig niet kon zien naderen.
|
|
(3b)
|
Hij zei dat hij het vliegtuig niet naderen kon zien.
<<uitgesloten>>
|
|
(3c)
|
Hij zei dat hij het vliegtuig niet naderen zien kon.
<<uitgesloten>>
|
|
(4a)
|
Ik denk dat ze nog wel zullen komen.
|
|
(4b)
|
Ik denk dat ze nog wel komen zullen.
|
|
(5a)
|
Ik denk dat ze nog wel zullen komen eten.
|
|
(5b)
|
Ik denk dat ze nog wel eten zullen komen.
<<uitgesloten>>
|
|
(5c)
|
Ik denk dat ze nog wel eten komen zullen.
<<uitgesloten>>
|
|
(6a)
|
Vind je dat ik mag blijven?
|
|
(6b)
|
Vind je dat ik blijven mag?
|
|
(7a)
|
Als je nog wat wilt drinken, moet je maar bellen.
|
|
(7b)
|
Als je nog wat drinken wilt, moet je maar bellen.
|
|
(8a)
|
Zeg dat ik haar moet spreken.
|
|
(8b)
|
Zeg dat ik haar spreken moet.
|