Vinden met een infinitief zonder te
 
[ 18·5·4·11·i ]
 
Het werkwoord vinden is verplicht groepsvormend:

(1a) Ik zei dat ze hem op de grond vonden liggen.
(1b) Ik zei dat ze vonden hem op de grond liggen.   <<uitgesloten>>

Het lijdend voorwerp van vinden is tevens geïmpliceerd onderwerp van de infinitief (in (1a) hem).
     Het groepsvormende vinden komt voor in de betekenissen 'aantreffen' (zoals in zin (1)) en 'van mening zijn' (zoals in (2)):

(2) Ik vind dat helemaal niet bij u passen.

In de betekenis 'aantreffen' wordt het meestal gecombineerd met infinitieven van werkwoorden die een lichaamshouding aanduiden, zoals liggen, zitten, staan, hangen, leunen, vergezeld van een bepaling van plaats (op de grond in zin (1)). In de betekenis 'van mening zijn' wordt de infinitief meestal gecombineerd met een bepaling die een waardering uitdrukt, tenzij de zin dat toch al doet, bijv. door de betekenis van de infinitief zelf. Vergelijk:

(3a) Ik vind Els zingen.   <<uitgesloten>>
(3b) Ik vind Els heel mooi zingen.
(3c) Ik vind Els zeuren.
(3d) Ik vind die viool van Els zíngen!

Enkele andere voorbeelden zijn:

·   in de betekenis 'aantreffen':

(4) We vonden hem over de brugleuning hangen.



·   in de betekenis 'van mening zijn':

(5) Ze vonden hem er slecht uitzien.
(6) De dames vonden New York geen zindelijke indruk maken.
(7) Ik vond haar maar koeltjes reageren.
(8) De regering vond de eisen veel te ver gaan.


Voor beide interpretaties vatbaar is een zin als:

(9) We vonden opa keurig rechtop in zijn stoel zitten.

In beide betekenissen komt vinden voornamelijk in de onvoltooide tijden voor; het vormen van voltooide tijden is weliswaar niet onmogelijk, maar wel ongebruikelijk:

(10a) Ze hebben hem op de grond vinden liggen.   <<twijfelachtig>>
(11a) Ik heb dat nooit bij u vinden passen.   <<twijfelachtig>>

Voltooide tijden kunnen natuurlijk wel voorkomen in gelijkwaardige zinnen waar vinden geen groepsvormend werkwoord is, namelijk voor de betekenis 'aantreffen' een zin met een tegenwoordig deelwoord, of een bijzin met terwijl, en voor de betekenis 'van mening zijn' een bijzin met dat:

(10b) Ze hebben hem op de grond liggend gevonden.
(10c) Ze hebben hem gevonden terwijl hij op de grond lag.
(11b) Ik heb nooit gevonden dat dat bij u paste.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina