|
|
Inleiding
|
[ 14·5·3·1 ]
|
|
Diverse bepalingen komen na de kern van de naamwoordelijke constituent te
staan. Als nabepaling in een naamwoordelijke constituent kunnen dienst doen:
naamwoordelijke constituenten (als bijstelling, als tijdsbepaling en als
genitief), bijwoordelijke constituenten, voorzetselconstituenten,
constituenten voorafgegaan door een voegwoord, zinnen (volledige bijzinnen,
beknopte bijzinnen en hoofdzinnen of equivalenten daarvan), adjectivische
constituenten in de genitief en telwoorden op -en. Voorts zijn
nog diverse elementen als predicatieve nabepaling te noemen.
De nabepalingen in een naamwoordelijke constituent zijn in het algemeen
veel minder plaatsvast dan de voorbepalingen. De mogelijkheden met
betrekking tot plaatsing in de constituent zijn zeer divers en gaan vaak
gepaard met een verschil in informatiestructuur. Afhankelijk van situatie
of context zijn er verschillende mogelijkheden. Bovendien is het mogelijk
dat nabepalingen bij de kern van een naamwoordelijke constituent buiten de
naamwoordelijke constituent op een andere plaats in de zin voorkomen (zie
). Het voert te ver
alle plaatsingsmogelijkheden van de verschillende bepalingen op te sommen.
De 'regels' die we hier geven, vormen niet meer dan enkele belangrijke
tendenties die als houvast kunnen dienen.
|
|
|
|