Adjectieven en equivalenten
 
[ 14·4·6·1 ]
 
Als in de vierde positie een bepaald hoofdtelwoord staat, dan kan er een lidwoord, genitief of voornaamwoord (in de tweede positie) gevolgd door een rangtelwoord (in de derde positie) aan voorafgaan (zie (1a)). Het rangtelwoord kan er echter ook op volgen. Het is dan een voorbepaling bij de kern van de naamwoordelijke constituent (zie (1b)). Vergelijk:

(1a) De eerste drie kinderen (kregen een prijs.)
(1b) De drie eerste kinderen (kregen een prijs.)

Tussen beide constructies bestaat er een betekenisverschil. In (1a) gaat het om één groep kinderen, waarvan de nummers één, twee en drie een prijs kregen. In (1b) gaat het daarentegen over drie groepen kinderen waarvan telkens het eerste kind uit de reeks een prijs kreeg. Met die betekenis is alleen de constructie mogelijk waarin het rangtelwoord voorbepaling is bij de kern. In de praktijk komt deze laatste constructie ook voor in de betekenis van (1a), maar dit gebruik is niet aan te bevelen omdat daardoor misverstand over de precieze bedoeling kan ontstaan.
     In de derde positie kan behalve een rangtelwoord ook een andere adjectivische constituent voorkomen, meestal een overtreffende trap, bijv.:

(2) de oudste twee kinderen
(3) de beste drie kandidaten

Deze adjectivische constituent kan dan ten opzichte van de combinatie bepaald hoofdtelwoord + substantief beperkend gebruikt worden en krijgt soms (met name als het geen overtreffende trap betreft) een extra accent (bijv. een contrastaccent). Met behoud van dat accentpatroon kan in dergelijke gevallen de adjectivische constituent ook als voorbepaling van de kern in de naamwoordelijke constituent optreden. Vergelijk bijv. met elkaar:

(4a) Die gáve twee delen (houd ik, maar die kapótte (twee delen) stuur ik terug.)
(4b) Die twee gáve delen (houd ik, maar die (twee) kapótte (delen) stuur ik terug.)

Heeft de zin betrekking op twee gelijke groepen van zelfstandigheden (twee keer twee delen), dan is zowel de volgorde van (4a) als die van (4b) mogelijk. Gaat het daarentegen over ongelijke groepen (bijv. twee delen tegenover een heleboel andere), dan is alleen de volgorde uit (4b) mogelijk. Vergelijk met (4a) in dit verband de volgende zin, waarin het telwoord één in de derde positie van de determinator adjectivisch gebruikt is en waarin alleen maar van twee paren sprake kan zijn:

(5) Die ene twee delen (houd ik, maar die andere (twee delen) stuur ik terug.)

Voorbeelden van een adjectivische constituent in de derde positie die niet beperkend gebruikt is ten opzichte van de combinatie bepaald hoofdtelwoord + substantief, zijn:

(6) de statige drie Wijzen (op dat schilderij)
(7) de beroemde drie torens (van Gent)

In (6) en (7) vormen het hoofdtelwoord en het substantief een soort eenheid ('drie wijzen' respektievelijk 'drie torens') waar de adjectivische constituent (statige respectievelijk beroemde) een eigenschap van noemt. Bij sommige combinaties van telwoord en substantief is er sprake van een zeer hechte semantische eenheid, zodat de volgorde adjectief + telwoord + substantief ook duidelijk de meest voor de hand liggende is, bijv.:

(8) de vermoeide eerste ministers

Zie ook .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina