Het achtervoegsel -en ter vorming van stofadjectieven
 
[ 12·4·2·3·4 ]
 
Van een aantal stofnamen kunnen adjectieven gevormd worden met het onbeklemtoonde achtervoegsel -en (uitgesproken met sjwa). Voorbeelden zijn:

bakelieten, betonnen, gipsen, houten, ijzeren, kartonnen, ribfluwelen, stenen, wollen.

Ze hebben de betekenis: 'gemaakt van, naar de materie bestaande uit -'. Stofnamen op -en krijgen geen achtervoegsel -en, bijv. linnen.
     Een aantal stofnamen, veelal nieuwere, uitheemse woorden, worden naar de vorm onveranderd als adjectief gebruikt, onder andere aluminium, corduroy, polyester, rubber en het enigszins verouderde celluloid (bijv. in een celluloid plaatje ). Naast plastic is in informeel taalgebruik ook mogelijk: pléstiken (met klemtoon op de eerste lettergreep) of plastíeken (met klemtoon op de tweede lettergreep). Mogelijk is verder: rubberen.
     Stofadjectieven zijn alleen attributief te gebruiken, bijv. een perkamenten omslag , rieten tuinmeubelen . In plaats van niet-attributief gebruikte stofadjectieven bezigt men omschrijvingen met voorzetselconstituenten, ingeleid door van of uit, bijv.:

(14) Het doosje is van plastic /is uit plastic gemaakt.
(15) Deze constructie bestaat uit beton.

Een omschrijving is overigens in alle gebruiksgevallen mogelijk (bijv. een omslag van perkament , tuinmeubelen uit riet ) en soms zelfs gebruikelijker, vooral bij minder courante en bij nieuwere woorden, hoewel men toch gevallen aantreft als:

(16) Kunststoffen kerstbomen zijn erg in trek. (naast: kerstbomen van/uit kunststof)

of een plexiglazen aquarium (naast: een aquarium van/uit plexiglas ), een bakstenen huis , een golfkartonnen doos .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina