|
·
op basis van een substantief, bijv.:
ballingschap,
kampioenschap,
koningschap,
leraarschap,
pausschap,
vijandschap.
Dergelijke afleidingen geven een toestand (dikwijls een waardigheid) aan.
·
op basis van een werkwoord (infinitief of stam), bijv.:
nalátenschap,
rekenschap,
weddenschap,
wetenschap.
Naast weddenschap komt ook voor
weddingschap.
·
op basis van een adjectief, bijv.:
beterschap,
dronkenschap,
gevangenschap,
zwangerschap.
|