De voorvoegsels on-, niet- en non-
 
[ 12·3·1·3·ii·1 ]
 
Met behulp van on-, niet- en non- worden substantieven gevormd met een ontkennend betekeniselement. Bij afleidingen met on- ligt het accent altijd op het voorvoegsel. Ook niet- krijgt meestal het accent, maar bij non- is dat niet altijd het geval.
     On- komt voor in combinatie met abstracte substantieven. Voorbeelden zijn:

ondank, ondeugd, oneer, onkunde, onmin, ontrouw, onzin.

Soms geeft on- geen ontkennende maar een pejoratieve betekenis aan het substantief (vergelijk met wan- ). Voorbeelden van afleidingen met de betekenis 'slecht' of 'verkeerd' zijn:

ondienst, ondier, onding, onkruid, onmens, onweer.

In deze betekenis kan sporadisch met opzet een nieuw woord gevormd worden, bijv. onwoord.
     In het plurale tantum onkosten kan on- een graad aanduiden ('(te) hoge, buitengewone kosten'), maar de afleiding wordt vaak in dezelfde betekenis als kosten gebezigd.
     Niet- en non- hebben dezelfde betekenis, maar hun gebruik is afhankelijk van een bepaalde stijl. Het voorgevoegde niet- is productief bij inheemse woorden, terwijl non- vooral bij uitheemse woorden voorkomt. Vergelijk bijv. met elkaar non-agressie in non-agressiepact en niet-aanval in niet-aanvalsverdrag. Andere voorbeelden zijn respectievelijk:

niet-aangeslotene, niet-geleider, niet-ingezetene, niet-roker, niet-student, niet-vakman; non-betaling, non-combattant, non-coöperatie, non-interventie, non-proliferatie, non-valeur.

Het voorvoegsel non- wordt in min of meer ironische stijl ook vóór inheemse woorden gebruikt om het niet-bestaan of het mislukt zijn van bepaalde zaken aan te geven. Voorbeelden zijn:

non-beleid, non-begroting, non-conflict, non-debat, non-informatie, non-probleem, non-talent, non-vergadering.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina