|
Substantivische afleidingen met een voorvoegsel worden met uitzondering van
het type gehuil, waarin het grondwoord een werkwoord is,
allemaal gevormd van andere substantieven. De voorvoegsels kunnen
onderscheiden worden in inheemse en uitheemse, wat soms beperkingen in hun
gebruik met zich meebrengt. Inheemse voorvoegsels als aarts-,
mis- en on- komen voornamelijk voor woorden van
inheemse oorsprong voor, uitheemse als contra-,
pre- en andere voornamelijk voor uitheemse woorden, maar een
aantal uitheemse, zoals ex-, extra- en
super-, is duidelijk op weg naar een inheemse status, dat wil
zeggen dat ze ook voor inheemse woorden gebruikelijk worden, bijv.
ex-man
extra-voordeel
superzaak
.
Niet altijd is uit te maken of we van een afleiding moeten spreken, dan wel
van een samenstelling. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de elementen
niet- en non-
, die respectievelijk een inheems en een uitheems bijwoord zijn.
De grammatische eigenschappen (zoals genus en meervoudsvorm) van de
afleidingen worden bepaald door het substantivische grondwoord.
Bij de bespreking van de verschillende afleidingsmogelijkheden is een
indeling gevolgd naar de betekenis.
|
|