|
|
Inleiding
|
[ 12·2·2·4·i ]
|
|
Het is niet mogelijk een scherp onderscheid te maken tussen combinaties van
een werkwoord met een daarbij horend zinsdeel (met name een voorwerp) en
samengestelde werkwoorden. In het laatste geval is er doorgaans sprake van
een vrij vaste verbinding van een bepaald werkwoord met een welbepaald als
zinsdeel fungerend substantief.
Zowel de scheidbare als de onscheidbare werkwoorden hebben het accent op
het eerste lid.
|
|
|
|