Met een adjectief als grondwoord
 
[ 12·2·1·3·6·c ]
 
Naar de betekenis verwant met het vorige type zijn afleidingen met een adjectief als grondwoord zoals:

ontgroenen, ontharden, ontronden, ontzilten.

De betekenis is 'de eigenschap die door het adjectief aangeduid wordt, ongedaan maken'. In sommige gevallen kan het werkwoord ook gedacht worden als afleiding van een ander werkwoord (bijv. ontronden naast ronden (gezegd van klanken)) of van een substantief (bijv. ontvetten naast het vet, of ontzouten naast het zout).
     In ontbloten en ontnuchteren is de betekenis echter 'bloot maken', respectievelijk 'nuchter maken/worden'.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina