|
|
Vormen met aller-
|
[ 6·4·3·4·ii·b·1 ]
|
|
Met aller- samengestelde overtreffende trappen (van
adjectieven die een subjectieve waardering uitdrukken) kunnen attributief
en niet-attributief gebruikt worden, bijv.:
|
(1)
|
Het is een alleráárdigst kind. (= 'heel erg aardig')
|
|
(2)
|
Dat zou ik allerdwáást vinden. (= 'heel erg dwaas')
|
|
(3)
|
Een alleronnózelst iemand is 't. (= 'heel erg onnozel')
|
|
(4)
|
' t Is wel alleronáángenaamst weer vandaag. (= 'heel erg
onaangenaam')
|
|
(5)
|
Hij is weer allergráppigst. (= 'heel erg grappig'; ironisch
bedoeld)
|
|
(6)
|
Hij kookt allerberóerdst. (= 'in hoge mate beroerd')
|
Bij de vormingen met aller- kan het accent wisselen, maar in
deze gevallen, die per se affectief geladen zijn, valt het accent doorgaans
op het grondwoord. De vormen met aller- kunnen ook echte
overtreffende trappen zijn. Dan ligt het accent gewoonlijk op
aller-, bijv.:
|
(7)
|
(De meeste jongens zijn erg aardig, maar) Jozef is de
álleraardigste van de klas.
|
|
(8)
|
Hij is het álleraardigst(e).
|
De overtreffende trap wordt dan versterkt.
|
|
|
|