Met expliciet antecedent
 
[ 5·8·5·1·i ]
 
1 Het antecedent van die is een de-antecedent waarmee personen zowel als zaken aangeduid kunnen worden. In de volgende voorbeelden fungeren naamwoordelijke constituenten met een substantivische kern als antecedent (in (5) is de kern een zelfstandig gebruikt adjectief, in (6) een telwoord):

(1) Ik lees alle boeken van Wojnowitsj die in het Nederlands vertaald zijn.
(2) De koning van Frankrijk, die kaal was, nam uitsluitend kaalhoofdige lakeien in dienst.
(3) Niets is zieliger dan een soldaat die niet schieten kan.
(4) Gameten zijn voortplantingscellen die zich met andere cellen verenigen om een nieuw organisme te vormen.
(5) Die groene die daar in dat bakje liggen, zijn veel te duur. (bijv. de groene appels)
(6) Die drie in de hoek, die eerst zo'n grote mond opzetten, druipen beschaamd af. (die drie personen)

Het antecedent kan ook een naamwoordelijke constituent met een zelfstandig voornaamwoord als kern zijn; wederkerige en wederkerende voornaamwoorden zijn hiervan uitgesloten . De persoonlijke voornaamwoorden hebben altijd de volle vorm. Voorbeelden:

(7) Ik, die twintig jaar bij dat bedrijf gewerkt heb, ben zo maar op straat gezet.
(8) Degene die mij durft te bedriegen, moet nog geboren worden.
(9) Die vraag moet iedereen die de tekst gelezen heeft, kunnen beantwoorden.
(10) Wie die Francis gekend heeft, had zoiets verwacht?
(11) Bedoel je deze, die ik voor m'n verjaardag gekregen heb?

Niet-onderwerpsvormen van persoonlijke voornaamwoorden worden als antecedent op de eerste zinsplaats meestal vermeden; men gebruikt dan bijv. een andere volgorde of een aanwijzend voornaamwoord als degene(n). Vergelijk:

(12a) Mij, die twintig jaar bij dat bedrijf gewerkt heb, hebben ze ontslagen.   <<twijfelachtig>>
(12b) Ze hebben mij, die twintig jaar bij dat bedrijf gewerkt heb, ontslagen.
(13a) Hem die op die stoel daar zit, ken ik.   <<twijfelachtig>>
(13b) Ik ken hem die op die stoel daar zit.
(13c) Degene die op die stoel daar zit, ken ik.


 
2 De combinaties hij die, zij die (meervoud) en degene(n) die kunnen ook betrekking hebben op personen in het algemeen. Ze hebben dezelfde functie als het betrekkelijk voornaamwoord wie met ingesloten antecedent en ze benaderen sterk combinaties als ieder(een) die of allen die waarin ieder(een) en allen de veralgemenende betekenis versterken. Vergelijk:

(14a) Hij/degene die werkloos is, kan bij het gewestelijk arbeidsbureau informeren naar een baan.
(14b) Ieder die werkloos is, kan bij het gewestelijk arbeidsbureau informeren naar een baan.
(14c) Zij/degenen die werkloos zijn, kunnen bij het gewestelijk arbeidsbureau informeren naar een baan.
(14d) Allen die werkloos zijn, kunnen bij het gewestelijk arbeidsbureau informeren naar een baan.
(14e) Wie werkloos is, kan bij het gewestelijk arbeidsbureau informeren naar een baan.


 
3 Het betrekkelijk voornaamwoord die heeft in de betrekkelijke bijzin de functie van onderwerp, voorwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde. Alleen in de functie van meewerkend voorwerp kan ook wie gebruikt worden .Die is uitgesloten na voorzetsels; in dit geval treedt wie op, of een voornaamwoordelijk bijwoord. Voorbeelden:

(15) Walschap, die de onvergetelijke figuur van Houtekiet heeft geschapen, is een Vlaams auteur. (die = onderwerp)
(16) Dat is de tafel die ik zelf gemaakt heb. (die = lijdend voorwerp)
(17) De man die we dat gevraagd hebben, is psycholoog. (die = meewerkend voorwerp)
(18) Het beeld van de held die hij dacht te zijn, was gebroken. (die = naamwoordelijk deel van het gezegde)

Zoals uit de voorbeelden blijkt, komt die voor in uitbreidende en beperkende betrekkelijke bijzinnen.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina