Temporele eigennamen
 
[ 4·6·1·1·iv ]
 
1 De namen van maanden en dagen hebben in het algemeen geen lidwoord, bijv.:

januari, juli; zaterdag

Voor de namen van de dagen in tijdsbepalingen: zie .
 
2 Namen van bijzondere dagen, bijv. feestdagen, hebben meestal geen lidwoord. Voorbeelden zijn:

prinsjesdag, Driekoningen, vlaggetjesdag, pakjesavond, Nieuwjaar, Kerstmis (ook: (de) Kerst), Allerheiligen, Allerzielen, Aswoensdag, Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart


 
3 Namen van periodes worden met een lidwoord gecombineerd, bijv.:

de vasten, de advent, de ramadan, het carnaval (ook zonder lidwoord), de Gentse Feesten; het Pleistoceen, de renaissance

Als naamwoordelijk deel van het gezegde verliezen deze eigennamen hun lidwoord, bijv.:

(1) Over een paar dagen is het vasten.

Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina