Gebruikte terminologie
 
[ 0·5·3 ]
 
Overeenkomstig de doelstelling van de ANS sluit de gebruikte terminologie zoveel mogelijk aan bij de in brede kringen bekende, dat wil zeggen die van de traditionele spraakkunst of schoolgrammatica. In de meeste gevallen is gekozen voor Nederlandse termen, bijv. 'voornaamwoord', 'bijstelling', 'lijdend voorwerp'. De overeenkomstige aan de Latijnse grammatica ontleende termen (voor de gegeven voorbeelden respectievelijk 'pronomen', 'appositie', 'direct object') zijn tussen haakjes toegevoegd op de plaatsen waar de betrokken termen geïntroduceerd worden. In een aantal gevallen heeft de redactie echter de voorkeur gegeven aan Latijnse termen. Zo is in de ANS'substantief' gebruikt in plaats van 'zelfstandig naamwoord', 'presens' in plaats van 'onvoltooid tegenwoordige tijd', 'actief' in plaats van 'bedrijvende vorm'. Zoals uit deze voorbeelden moge blijken, gaat het hier meestal om termen waarvan de Nederlandse equivalenten nogal omslachtig zijn. Soms zijn die ook in de Nederlandse grammatica minder gebruikelijk, zoals het laatste voorbeeld en gevallen als 'aanvoegende wijs' voor 'conjunctief' en 'onbepaalde wijs' voor 'infinitief'. In ieder geval zijn de Latijnse termen meestal beter bekend bij anderstaligen.
     Daarnaast is, met name voor die onderdelen van de beschrijving die in de traditionele grammatica niet of nauwelijks aan bod komen, gebruik gemaakt van tal van andere termen, die afkomstig zijn uit diverse meer recente taalkundige richtingen. Gelet op de doelstelling van de ANS is er daarbij naar gestreefd de terminologie voor een groot publiek zo toegankelijk mogelijk te houden.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina