|
|
Inleiding
|
[ 21·4·1 ]
|
1 |
De plaats in de zin die ingenomen wordt door alle door de twee polen
ingeklemde zinsdelen en zinsdeelstukken, hebben we in
middenstuk genoemd. Die elementen bezetten in de zin samen één
abstracte zinsplaats, die in het zinsschema (hier als
schema 21. 9 gedeeltelijk herhaald en met
voorbeelden gevuld) het middelste vakje vormt.
schema 21.9: Het middenstuk in zinstype 1
(zinnen met voor-pv) en zinstype 2 (zinnen met achter-pv).
aanloop |
eerste zinsplaats |
1ste pool
voor-pv/bindterm
|
middenstuk |
2de pool
(overige) ww. vormen
|
laatste zinsplaats |
uitloop |
- |
Gisteren
|
heeft
|
hij dat boek
|
gelezen.
|
- |
- |
|
Omdat
|
ze de hele tijd lawaai
|
gemaakt hadden
|
in de klas,
|
- |
Bij de elementen die in het middenstuk kunnen staan, kan wat de plaatsing
betreft grofweg als volgt een tweedeling gemaakt worden.
Voor de situering in het middenstuk van een aantal zinsdelen, met name het
onderwerp, de voorwerpen en allerlei bepalingen, gaan we uit van de eerste
pool (de voor-pv, bijv. heeft in de eerste zin uit
schema 21.9, of, in zinnen met een achter-pv,
de bindterm, bijv. omdat in de tweede voorbeeldzin). De
genoemde zinsdelen sluiten zich namelijk als het ware bij de eerste pool
aan (anders gezegd: worden door de eerste pool aangetrokken). De onderlinge
plaatsing van zulke zinsdelen, bijv. hij en dat
boek in de eerste zin en ze en de hele
tijd in de tweede, wordt in deze paragraaf behandeld.
Andere zinsdelen daarentegen, zoals lawaai, dat nauw met het
werkwoord maken verbonden is (tot een soort werkwoordelijke
uitdrukking lawaai maken) komen vlak voor de tweede pool
te staan (worden dus als het ware door die tweede pool aangetrokken). Deze
zinsdelen komen in
aan de orde.
In
geven we eerst een systematisch overzicht van wat zich bij de voor-pv
of de bindterm aansluit. In de daaropvolgende deelparagrafen
(
en verder) behandelen we diverse elementen en hun onderlinge
plaatsingsmogelijkheden uitvoerig, waarbij we het in
gegeven 'systeem' van volgorderegels als uitgangspunt hanteren.
|
|
2 |
Elk willekeurig zinsdeel kan in principe in het middenstuk voorkomen. Naar
de vorm kan het een constituent of een afhankelijke zin zijn. Zo'n
afhankelijke zin als zinsdeel of als zinsdeelstuk (bijv. een relatieve
bijzin) heeft echter een voorkeur voor plaatsing buiten het middenstuk
(soms is alleen achteropplaatsing mogelijk; zie hiervoor
).
|
|
|
|